De Deense Hans Christian Andersen (1805-1875) leerde al heel vroeg op eigen benen staan. Zijn
vader was schoenmaker en overleed toen hij 11 jaar oud was. In zijn vroege jeugd speelde hij graag met zijn poppenkast. Hij wilde graag acteur worden, maar werd niet aangenomen bij de koninklijke theaterschool. Zijn opleiding kreeg hij aan een school voor armen, totdat hij op 17-jarige leeftijd via vrienden een beurs kreeg voor een goede school. Op deze laatste school werd hij veel gepest door leraren en leerlingen. Andersen stond bekend als een verlegen en stil persoon, niet goed in de omgang met anderen. Daarom wordt gezegd dat het lelijke eendje een autobiografisch sprookje is; hierin wordt een lelijk eendje een mooie zwaan, zo ook in het echte leven van Andersen: de 'zwakkeling' wordt een beroemd schrijver.
Enkele van zijn bekende sprookjes zijn:
- De prinses op de erwt
- De nieuwe kleren van de keizer
- De Chinese nachtegaal
- Het lelijke eendje
- De kleine zeemeermin
- De rode schoentjes
- Het meisje met de zwavelstokjes
- De standvastige tinnen soldaat
- De sneeuwkoningin
- Duimelijntje
- De wilde zwanen
- De tondeldoos
- Klaas Vaak
Andersen werkte in zijn leven samen met verschillende componisten en was een groot muziekliefhebber. Hij volgde de ontwikkelingen in de muziek met grote interesse. Gedurende zijn reizen ontmoette hij Mendelssohn, Robert Schumann en Richard Wagner. Als ‘theaterman’ had hij grote interesse in opera
. Ook na Andersens dood bleef zijn werk vele componisten inspireren; er verschenen diverse balletten en opera's naar zijn sprookjes.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten